Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren

 

Artikel 20
1
De arbeidsduur bedraagt bij een volledige taak gemiddeld 36 uur per week. Op verzoek van de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding kan de arbeidsduur in hele uren worden vastgesteld op meer dan gemiddeld 36 uur per week, waarbij een maximum geldt van gemiddeld 40 uur per week. Dit verzoek wordt toegewezen, tenzij het dienstbelang zich daartegen verzet. Een verzoek tot het vaststellen van de arbeidsduur op meer dan 36 uur per week wordt niet toegewezen aan:
a
de rechterlijk ambtenaar wiens gemiddelde werktijd op basis van artikel 38d van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren is teruggebracht;
b
de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die betaald ouderschapsverlof geniet;
c
de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding die op basis van artikel 39 buitengewoon verlof geniet;
d
de rechterlijk ambtenaar aan wie op zijn verzoek gedeeltelijk ontslag is verleend met het oog op een uitkering op grond van de Regeling flexibel pensioen en uittreden, bedoeld in artikel 1.5 van het Pensioenreglement;
e
de rechterlijk ambtenaar bij wie een verminderde arbeidsprestatie is vastgesteld en aan wie een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten is toegekend of op wie artikel 2.3 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van toepassing is.
2
Voor de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding met een volledige taak bedraagt het aantal te werken uren in een jaar: het aantal kalenderdagen, verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen en met de niet op zaterdag of zondag vallende feestdagen, bedoeld in artikel 21, vijfde lid, in dat jaar, vermenigvuldigd met 7,2.
3
Voor de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding met een gedeeltelijke taak bedraagt het aantal te werken uren in een jaar een evenredig deel van het aantal uren, berekend overeenkomstig het tweede lid.
4
Het aantal te werken uren in een jaar, bedoeld in het tweede lid, wordt voor de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding, voor wie de arbeidsduur op basis van het eerste lid op meer dan gemiddeld 36 uur per week is vastgesteld, vermenigvuldigd met de arbeidsduurfactor. De arbeidsduurfactor is een breuk waarvan de teller bestaat uit de voor de rechterlijk ambtenaar of rechterlijk ambtenaar in opleiding vastgestelde arbeidsduur en de noemer bestaat uit 36.
5
Het aantal te werken uren, bedoeld in het tweede, derde of vierde lid, wordt rekenkundig op hele uren afgerond.
6
In afwijking van artikel 3 berust de bevoegdheid tot het vaststellen van de arbeidsduur op meer dan gemiddeld 36 uur per week als bedoeld in het eerste lid bij de functionele autoriteit.
7
Onder de Stichting Pensioenfonds ABP wordt in dit artikel verstaan de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet privatisering ABP.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •